Monitor 3: Voortijdig schoolverlaters keren minder vaak terug in het onderwijs en zijn vaker aan het werk, maar vooral op flexibele basis

Het aandeel vsv’ers met werk (voor meer dan 20 uur per week) neemt toe en ligt hoger in het mbo dan in het vo. Tegelijkertijd neemt het aandeel werkende vsv’ers met een vast contract voor beide groepen af. Dit suggereert dat de toename van werkende vsv’ers vooral op flexibele basis is. Het aandeel vsv’ers dat terugkeert in het onderwijs en zonder werk neemt af, zowel in het vo als mbo, omdat het aandeel met werk is toegenomen.

Monitor 2: Toename ongelijkheid in baankansen tijdens coronapandemie, kwetsbare groepen jongeren profiteren (vooralsnog) minder van huidige arbeidsmarktkrapte

Kwetsbare groepen jongeren (vso, pro en mbo niveau 1 en 2) die vlak voor de coronapandemie de arbeidsmarkt opkwamen (cohort 2018/’19) hebben gemiddeld vaker werk dan dezelfde groepen jongeren die vlak na de kredietcrisis (cohort 2009/’10) en eurocrisis (cohort 2014/’15) voor het eerst op zoek naar werk gingen. Wel zien zij tijdens de coronapandemie (met name de eerste en tweede lockdown) hun baankansen relatief sterk afnemen en liggen deze lager dan voor recentere cohorten kwetsbare jongeren (cohort 2016/’17 en 2017/’18). Ondanks (gedeeltelijk) herstel in baankansen, lijken zij (vooralsnog) minder te profiteren van de huidige arbeidsmarktkrapte dan hoger opgeleiden. De bestaande ongelijkheid in baankansen tussen opleidingsniveaus is dus verder toegenomen tijdens de coronapandemie.

Monitor 1: Werkloosheid onder jongeren historisch laag, toename ongelijkheid in baankansen tijdens coronapandemie
Momenteel is de gemiddelde werkloosheid onder jongeren historisch laag, maar het verschil in werkloosheid tussen lager (7 procent), middelbaar (4 procent) en hoger opgeleiden (2 procent) blijft groot. Tijdens de coronapandemie is de al bestaande ongelijkheid in baankansen tussen lager, middelbaar en hoger opgeleiden verder toegenomen. Over de afgelopen tien jaar is de ontwikkeling in de gemiddelde arbeidsdeelname van jongeren stabiel, met blijvende verschillen in arbeidsdeelname tussen lager (62 procent), middelbaar (81 procent) en hoger opgeleiden (91 procent). Werkzame jongeren die niet economisch zelfstandig zijn (<70 procent WML verdienen) hebben vaker geen startkwalificatie, een mbo2/3-diploma, een deeltijdbaan en/of een tijdelijke arbeidsrelatie.

Het onderzoek
De aanleiding van dit onderzoek is het aanvullend steunpakket voor scholen, gemeenten en RMC-regio’s om jeugdwerkloosheid aan te pakken. Het ministerie van SZW en OCW wil een periodiek beeld van de ontwikkeling in de arbeidsmarktpositie van jongeren om gericht beleid te voeren. In het onderzoek staat daarom de ontwikkeling in de arbeidsmarktpositie van (specifieke groepen) jongeren centraal. Het gaat hierbij in het bijzonder om jongeren afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), voortijdig schoolverlaters (vsv), jongeren met een migratieachtergrond of met een beperking of (chronische) ziekte.

Methode
Het onderzoek is gebaseerd op recente onderzoeksresultaten met betrekking tot de ontwikkeling in de arbeidsmarktpositie van (specifieke groepen) jongeren. Daarnaast zijn aanvullende analyses op basis van openbare data van CBS Statline uitgevoerd.