Door de vergrijzing in Nederland ontstaat in de toekomst mogelijk een tekort aan personeel, naar verwachting met name in het onderwijs en de zorg. Verlenging van de werkweek kan een middel zijn om bestaande en te verwachten arbeidsmarktknelpunten te beperken. In de meeste bedrijfstakken wordt door middel van de CAO een maximum opgelegd aan de standaard werkweek. Dit maximum hoeft uiteraard niet overeen te komen met de ideale lengte van de werkweek van individuele werknemers. Tegen betaling – tegen het huidige uurloon – zou een deel van hen misschien best langer willen werken, maar ondanks dat de CAO de mogelijkheid openlaat om langer te werken, houden veel werknemers vast aan de standaardwerkweek zoals die in de CAO is bepaald. Deze omvang is gemeengoed geworden. In hoeverre een verlenging effect sorteert hangt mede af van individuele verschillen in de afweging van werk versus vrije tijd. Met behulp van een vignettenanalyse is dit onderzocht. Ongeveer drieduizend werknemers in de collectieve sector hebben via Internet een vragenlijst ingevuld. De verzamelde gegevens zijn gebruikt om met behulp van een econometrisch model de effecten van een werkweekverlenging te berekenen.

Uit de berekeningen blijkt dat bij verlenging van de werkweek een aantal voltijd-werknemers in de collectieve sector bereid is meer uren te gaan werken, maar dat aantal is niet groter dan één op de drie voltijders. Een flankerende maatregel zoals verhoging van het bruto uurloon of verlaging van de belastingpercentages sorteert daarbij nauwelijks of een relatief klein extra effect. Invoering van een vlaktaks is als flankerende maatregel het meest effectief. Overigens is de bereidheid om meer te werken groter onder deeltijders.