Uit het onderzoek blijkt dat werknemers bij de overheid en in het onderwijs in 2016 gemiddeld genomen een vergelijkbaar gemiddeld bruto uurloon met de best vergelijkbare werknemers in de marktsector hadden. Er zijn een paar uitzonderingen. Werknemers in het primair onderwijs en burgerpersoneel van defensie hebben een lager bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector. Aan de andere kant hebben werknemers bij de provincies, rechterlijke macht, politie en militairen gemiddeld genomen een hoger bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector. In de meeste sectoren hebben lager- en mbo-opgeleide werknemers bij de overheids- en onderwijssectoren een hoger gemiddeld bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Aan de andere kant is het gemiddelde bruto uurloon van hoger opgeleide werknemers in de meeste overheids- en onderwijssectoren juist lager dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector.

De resultaten van de analyse met maatmensen wijzen erop dat binnen elk beroepsniveau jonge werknemers vaker een hoger relatief bruto uurloon hebben ten opzichte van vergelijkbare werknemers in de marktsector dan oudere werknemers in de publieke sector. Dit geldt voor vrijwel alle overheids- en onderwijssectoren. Het blijkt dat mannen bij de overheid en in het onderwijs relatief vaak een lager uurloon hebben dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Vrouwelijke werknemers met een deeltijdbaan hebben meestal juist een hoger gemiddeld bruto uurloon dan de best vergelijkbare werknemers in de marktsector.

Om vergelijkbare werknemers te bepalen wordt in dit onderzoek voor elke werknemer bij de overheid en in het onderwijs de best vergelijkbare werknemer in de marktsector gezocht op basis van kenmerken als opleidingsniveau, beroepsniveau, woonregio, geslacht, leeftijd en aantal wekelijkse contracturen. Zachte kenmerken als verschillen in motivatie, interesses en mogelijke voorkeuren voor secundaire arbeidsvoorwaarden tussen werknemers in de overheids- en onderwijssectoren en werknemers in de marktsector spelen in de vergelijking geen rol.