Het onderzoek
Het leerlingenonderzoek is een deelonderzoek van het IMAGE-onderzoek, waarmee de impact van onderwijsaanpassingen voor begaafde leerlingen wordt onderzocht. Dit onderzoek wordt gefinancierd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Met het leerlingenonderzoek wordt het aanbod aan onderwijsaanpassingen en de vormgeving hiervan in het primair en het voorgezet onderwijs in kaart gebracht. Daarnaast wordt met twee metingen, twee jaar na elkaar, onderzocht welke leerlingen deelnemen aan de onderwijsaanpassingen, hoe ze die onderwijsaanpassingen ervaren en welke impact dit heeft op hun ontwikkeling. Dit rapport toont de resultaten van de eerste meting van het leerlingenonderzoek.  

Resultaten
152 basisscholen en 38 middelbare scholen hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Via vragenlijsten aan leerkrachten en coördinatoren van het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen hebben we het aanbod aan, de selectie voor en de vormgeving van de onderwijsaanpassingen in kaart gebracht. Bij de leerlingen hebben we een cognitieve taak en een creativiteitstaak afgenomen en verschillende vragen gesteld over onder andere hoe ze school ervaren en, indien van toepassing, hoe ze de onderwijsaanpassingen ervaren. In totaal hebben ruim 3.000 leerlingen in het primair onderwijs (groep 6) en bijna 8.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs (vwo leerjaar 1 tot 4) hieraan deelgenomen. Hun gegevens zijn geanonimiseerd en door het CBS gekoppeld aan hun achtergrondkenmerken.  

Methode
Vrijwel alle deelnemende basisscholen bieden minstens één onderwijsaanpassing aan, het merendeel van de deelnemende middelbare scholen zelfs vier of meer. Bijna alle basisscholen bieden een vorm van differentiatie aan, in het voortgezet onderwijs komt verrijken buiten de reguliere lessen het vaakst voor. Leerlingen die deelnemen aan een plusklas in het primair onderwijs geven aan tevreden te zijn over die plusklas en er met name meer uitdaging door te ervaren. Leerlingen in het voortgezet onderwijs die deelnemen aan extra activiteiten buiten de les oordelen daar hoofdzakelijk neutraal over.  

Via een regressiemodel is geschat welke invloed verschillende factoren hebben op de kans op deelname aan een plusklas. Hieruit blijkt dat, bij gelijke scores op de cognitieve taak en de creativiteitstaak, leerlingen met hoogopgeleide ouders een hogere kans hebben op deelname aan de plusklas dan leerlingen zonder hoogopgeleide ouders, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs hebben meisjes ook een lagere kans op deelname dan jongens bij gelijke scores op de cognitieve taak en de creativiteitstaak, maar dit is niet het geval als ook gecorrigeerd wordt voor hun antwoorden op de stellingen (over hoe ze school ervaren, hoeveel uitdaging ze ervaren, hoe ze hun eigen competenties inschatten, enzovoort). Dit verschil in deelname lijkt daarom deels verklaard te worden door een andere houding op school.