Het onderzoek
De horizontale samenwerking in het mbo is van groeiend belang en daarom brengen we in dit verkennende onderzoek in kaart welke vormen en inhoud horizontale samenwerking in het mbo momenteel aanneemt. Ook onderzoeken we welke mechanismen er werken binnen deze samenwerking en hoe we succesvolle samenwerking op een duurzame manier kunnen faciliteren.

We beschouwen horizontale samenwerking als een proces van co-creatie van publieke waarde in een netwerk dat bestaat uit verschillende organisaties. Dit onderzoek geeft ons inzicht in hoe de samenwerking bijdraagt aan de versterking van het onderwijsaanbod, curriculum en innovatiekracht van de regio en hoe we deze samenwerking kunnen bestendigen. Naast het eindrapport omvat de opbrengst elf casusportretten, een literatuuronderzoek samenwerkingsverbanden en een paper over de juridische vormgeving van samenwerking.  Ook geeft het de praktijk inzichten en handige instrumenten zoals de praatplaat, tijdlijn tool en een samenwerkingsscan.

Resultaten
Het onderzoek als geheel levert ten eerste een conceptueel kader en instrumenten op die voor mbo-instellingen bruikbaar zijn. Als eerste stap adviseren we mbo-instellingen om de opbrengsten van dit onderzoek te gebruiken bij het opzetten en onderhouden van horizontale samenwerkingsrelaties. De samenwerkingsscan kan in dit proces specifiek behulpzaam zijn. Maar ook de praatplaat en de tijdlijn-tool die als houvast beschouwd worden voor het bespreken en evalueren van de samenwerking. Ten tweede beveelt het onderzoek aan dat het Ministerie van OCW de veelheid en diversiteit van horizontale samenwerking in het mbo als uitgangspunt moet nemen in hun beleid gericht op het stimuleren van deze samenwerking. Dit betekent dat er moet worden gezocht naar stimuleringsregelingen die slimme koppelingen mogelijk maken tussen initiatieven die door instellingen samen met hun partners – regionaal, lokaal en/of branche gerelateerd – worden opgepakt. Ten slotte adviseren we landelijke actoren, waaronder de MBO Raad en het OCW, om rekening te houden met het feit dat institutionele factoren vaak niet eenvoudig te verenigen zijn met de flexibiliteit die noodzakelijk is in horizontale samenwerkingsrelaties. Institutionele factoren kunnen de realisatie van ambities in de onderwijspraktijk belemmeren, bijvoorbeeld als het gaat om voorschriften rond onderwijstijd en examinering.

Methode
Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen die met elkaar samenhangen: a) Een literatuurstudie waarbij het conceptuele kader van het onderzoek tot stand komt met behulp van relevante literatuur, b) Gevalsstudies die zijn uitgevoerd bij mbo-instellingen om het empirische deel van het onderzoek te verkrijgen en c) Actieonderzoek, waarbij samengewerkt wordt met betrokkenen om de praktijksituatie te verduidelijken en waar mogelijk te verbeteren.