Resultaten
Doelrealisatie
De bestudeerde literatuur laat zien dat er vooruitgang is geboekt op de doelen van verschillende beleidsmaatregelen op het gebied van cultuureducatie. Daaruit blijkt onder andere dat het stimuleren van sport- en cultuurdeelname, de professionalisering van cultuuronderwijs, de aandacht voor muziekonderwijs op de pabo en de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen is verbeterd. Echter, de doeltreffendheid van de maatregelen kan niet altijd worden vastgesteld.

Doeltreffendheid en doelmatigheid
Er zijn geen evaluaties beschikbaar waarin de totale beleidsmix is onderzocht. Evenmin is onderzocht hoe de diverse beleidsmaatregelen op elkaar inwerken, of ze elkaar versterken dan wel in de weg zitten. Dat maakt het lastig om uitspraken te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het totaalpakket aan beleidsmaatregelen. In de focusgroepen is wel het één en ander gezegd over de werking van de beleidsmix. De koers en doelen van het cultuureducatiebeleid worden breed onderschreven en de organisatie (inclusief het matchingsprincipe) functioneert goed volgens betrokkenen. Tegelijkertijd is geuit dat de uitbreiding van het aantal bovenwettelijke beleidsmaatregelen niet altijd versterkend heeft uitgepakt. Het doortrekken van de CMK-regeling van po naar vo en mbo is volgens betrokkenen logisch en wenselijk en had wat hen betreft al van begin af aan integraal opgepakt mogen worden. De regelingen voor specifieke disciplines als dans-, muziek- en filmeducatie worden als contraproductief ervaren vanwege de concurrerende werking. Scholen kiezen met gelimiteerde ruimte en middelen vaak voor het een óf het ander en dat staat een samenhangend integraal aanbod in de weg. Een ander verstorend aspect van de beleidsmix is de tijdelijkheid van de maatregelen en de verschillen in looptijd. De administratie voor het aanvragen en verantwoorden daarvan belast partijen en het wordt vooral ingewikkeld bevonden om met die verschillende deels kortlopende geldstromen in een stabiele financiële basis voor cultuureducatie te voorzien. Daarnaast draagt de vrijblijvendheid van het geheel aan wettelijke en bovenwettelijke beleidsinstrumenten niet bij aan een sterke basis voor cultuureducatiebeleid. Hierdoor maakt uiteindelijk elke bestuurlijke partner van jaar tot jaar eigen afwegingen om al dan niet in cultuureducatie te investeren, wat kan zorgen voor kansenongelijkheid

Aanbevelingen
Aanbevelingen op stelselniveau:

  • Verken alternatieve scenario’s voor de toekomst
  • Ontwikkel een integrale visie op cultuureducatie
  • Pas meer sturing toe

Aanbevelingen op beleidsniveau:

  • Stroomlijn de beleidsmaatregelen
  • Verminder procedures

Aanbevelingen op uitvoeringsniveau:

  • Heb meer oog voor de uitvoering
  • Positioneer kunstvakdocenten steviger
  • Vergroot het cultureel bewustzijn van leraren via de initiële lerarenopleidingen

Het onderzoek
Deze periodieke rapportage heeft betrekking op het landelijke cultuureducatiebeleid van het ministerie van OCW in de periode 2013-2022, gericht op cultuureducatie in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het gaat onderzoek heeft vier doelen:

  1. Beschrijven van de doeltreffendheid van het cultuureducatiebeleid in de periode 2013-2022
  2. Beschrijven van de doelmatigheid van het cultuureducatiebeleid in de periode 2013-2022
  3. Beschrijven van verklaringen voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het cultuureducatiebeleid in de periode 2013-2022
  4. Het formuleren van aanbevelingen voor toekomstig cultuureducatiebeleid

Gebruikte methode
Voor het opstellen van de periodieke rapportagezijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd:

  • Reconstructie van de beleidstheorie o.b.v. literatuuronderzoek en gesprekken met (voormalige) beleidsmedewerkers bij OCW;
  • Reconstructie van de uitgaven voor cultuureducatiebeleid o.b.v. Rijksjaarverslagen en input van het ministerie van OCW, FCP en LKCA;
  • Opstellen van drie besparingsvarianten, mede gebaseerd op enkele gesprekken met beleidsmedewerkers van OCW en personen die werkzaam zijn bij FCP en LKCA.
  • Literatuurstudie voor het in kaart brengen van de doelrealisatie, doeltreffendheid en doelmatigheid van de verschillende beleidsmaatregelen en voor het identificeren van stimulerende en belemmerende factoren voor beleid;
  • Focusgroepen met betrokken bij het beleid (o.a. LKCA, FCP, CJP, Raad voor Cultuur, lerarenopleidingen, kunstvakverenigingen, praktijkprofessionals, cultuuraanbieders) voor het ophalen van verklarende factoren voor de opbrengsten van het beleid en voor aanbevelingen voor de toekomst.