Het onderzoek
Onderwijsinstellingen in het mbo en ho hebben de afgelopen twee jaar aanvullende bekostiging ontvangen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Doel van deze NPO-middelen is dat instellingen hiermee extra financiering hebben om eventuele verdere studievertraging en leerachterstanden en verdere afname in studentwelzijn te voorkomen en deze zo veel mogelijk te herstellen. Dit rapport geeft antwoord op de vraag: In hoeverre en hoe snel kunnen studenten de komende periode weer hun ‘reguliere’ loopbaan oppakken en deze zonder noemenswaardige schade vervolgen en de transitie naar de arbeidsmarkt maken, en welke bijdrage heeft het NPO daaraan kunnen leveren?

De resultaten
Al met al kan worden gesteld dat veelal sprake is van een initiële schok in de cijfers, maar dat er op het moment van meten voor het grootste gedeelte sprake lijkt van herstel van de situatie van voor de pandemie, met enkele uitzonderingen daargelaten (o.a. verhoogde uitval onder mbo-bol studenten). Globaal genomen kunnen we stellen dat de NPO-middelen geen duidelijk verband houden met een verbetering op de beoogde indicatoren. Veel verbeteringen zijn zichtbaar, maar deze doen zich voor bij onderwijsinstellingen met meer en minder inzet op deze indicatoren.

Methoden
Door middel van cohortanalyses op basis van DUO-gegevens, CBS Microdata en enquêtes zoals de Studentenmonitor en de Nationale Studenten Enquête worden cohorten vergeleken op allerlei indicatoren. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen cohorten die geen ‘last’ hebben gehad van de gevolgen van corona, en de cohorten die dat wel hebben. Er is onderscheid gemaakt tussen instellingen die relatief veel en weinig van de NPO-middelen hebben besteed aan een bepaald thema, om beter in beeld te krijgen of er eventuele impact is. Het is echter niet mogelijk gebleken om het causale effect van de middelen te bepalen. Daarnaast zijn personeelsbestanden geraadpleegd om na te gaan of er veranderingen hebben plaatsgevonden in de personeelsomvang.