Het onderzoek heeft als vier voornaamste doelen:

  1. Het definiëren van het financieringsgat;
  2. Openbare bronnen verzamelen en inventariseren;
  3. Een schatting maken van een mogelijk financieringsgat;
  4. Nadere toelichting bieden over relevante kostencomponenten, die deels het financieringsgat kunnen verklaren.

We definiëren het financieringsgat als alle onvervulde vraag en aanbod die worden veroorzaakt door fricties. Hierbij gaat het dus niet om onvervulde vraag die volgt uit een te hoge prijs of een te hoog risico. Het financieringsgat ontstaat met name door factoren als asymmetrische informatie of inefficiënties die kredietverlening moeilijker maken.

Uit de inventarisatie van de openbare bronnen blijkt dat er veel gegevens beschikbaar zijn over de verschillende financieringsvormen. Echter zijn deze gegevens moeilijk samen te voegen om een totaalbeeld te vormen. Daarnaast zijn er vaak geen uitsplitsingen mogelijk om beter zicht te krijgen op de kredietmarkt voor verschillende bedrijfssoorten of bedrijfsgroottes. Hierdoor ontstaan er witte vlekken omtrent de realisatie van kredietverlening, waar we nog geen inzichten in kunnen bieden. Verschillende bronnen hanteren ook verschillende definities van belangrijke concepten, zoals wat een MKB is, waardoor ze niet altijd compatibel met elkaar zijn. We zien hier wel mogelijkheden om belangrijke bronnen als de SAFE en de CBS-financieringsmonitor directer op elkaar aan te laten sluiten, waardoor toekomstige analyses nauwkeuriger kunnen worden uitgevoerd. De voornaamste aanbeveling op basis van de inventarisatie is om een rapportageplicht voor kredietverstrekkers en brancheorganisaties te overwegen. Idealiter gaat dit gepaard met een standaardisatie van relevante definities, zoals wat een MKB precies is, om gegevens goed vergelijkbaar met elkaar te maken. Zonder een uitbreiding van rapportage blijven de huidige blinde vlekken bestaan, waardoor ook vervolgonderzoek tegen dezelfde obstakels aan zal lopen.

Het rapport presenteert een voorzet voor een methode om het financieringsgat te schatten. Doordat de beschikbare openbare data beperkt zijn voor dit doel, is het nog moeilijk om de schattingsprocedure goed aan te laten sluiten op de gegeven definitie van het financieringsgat. Zo kan er vooral een schatting worden gemaakt van onvervulde vraag, maar is het niet bekend wat de precieze oorzaken zijn van deze onvervulling. Tevens is de schatting zeer gevoelig voor het aantal beschikbare observaties in de datasets. Uit een rekenvoorbeeld van de methode volgt dat het financieringsgat in de periode 2018 tot en met 2021 tussen de 1 procent en 11 procent lag, uitgedrukt als percentage van het BBP. Deze schatting is zeer ruw en grof, en vereist nadere verfijning voordat het waardevol is om de uitkomst te interpreteren.

Ten slotte vormen we een overzicht van de relevante kosten waar kredietverstrekkers mee te maken hebben. Uit gesprekken met marktpartijen en experts blijkt dat vooral operationele kosten een belemmering vormen. Doordat er bepaalde vaste lasten verbonden zijn aan het bieden van krediet, is het verschaffen van klein krediet met name bemoeilijkt. Tevens komt naar voren dat kosten die te maken hebben met toezicht sommige financieringsbronnen inperken.

Al met al is het ten tijde van het uitvoeren van dit onderzoek nog moeilijk om zicht te krijgen op hoe aanbod van financiering zou veranderen als er minder fricties zijn. Tevens zijn er nog aanzienlijke gaten in de beschikbare openbare data voor zowel de vraag- als aanbodzijde. Hier zijn geen eenvoudige oplossingen voor en er lijkt weinig laaghangend fruit te zijn. Een optie om de aanbodzijde beter in kaart te brengen is om een systematische enquête te houden. Een enquête heeft dan twee hoofddoelen:

  1. om te achterhalen hoe groot de fricties zijn waar aanbieders mee te maken hebben;
  2. welke impact de fricties hebben op het krediet verstrekt aan MKBs.

Bedrijvenenquêtes kennen echter vaak een relatief lage respons. Daarbij vraagt deze enquête naar relatief specifieke informatie die raakt aan de bedrijfsvoering en mogelijk gevoelig is. Zo delen bedrijven niet graag precieze informatie over kosten, waardoor deze via interviews moeilijk te achterhalen zijn. Een tweede mogelijkheid is een analyse van jaarverslagen. Dit werkt echter waarschijnlijk alleen voor grotere ondernemingen die een relatief gedetailleerd jaarverslag hebben en vraagt daarnaast om een model van de bedrijfsvoering om kosten toe te rekenen aan activiteiten. Doordat aanbieders van financiering vaak kosten uitsmeren over verschillende financiële producten, is dit zonder toelichting of input van de aanbieder zelf mogelijk maar een beperkt haalbare analyse.